Barbarij. Een cultuurkritiek van Michel Henry.
- Wetswinkel Redactie
- 29 okt
- 4 minuten om te lezen

De Franse auteur Michel Henry was zowel filosoof als romanschrijver. Hij werd in 1922 in Vietnam geboren uit Frans-Vlaamse ouders. Toch is zijn omvangrijk werk bij ons zo goed als onbekend - en nooit in het Nederlands vertaald. De kleine Michel verliest zijn vader als hij pas zeventien dagen oud is. Een auto-ongeval.
Zijn moeder, een uitstekende pianiste, keert een paar jaar later terug naar Rijsel, waar het kind wordt opgevoed door zijn grootvader, ook een musicus en directeur van het conservatorium. Dit verklaart de grote rol die kunst in zijn leven zal spelen. De familie verhuist vervolgens naar Parijs. Nadat hij in 1943 dienst nam in het verzet - in de maquis van de Haut-Jura - behaalt hij in 1945 zijn aggregatie in de filosofie.
Henry slaat meteen aan het schrijven en voltooit in 1949 zijn eerste originele werk, Philosophie et phénoménologie du corps (Filosofie en fenomenologie van het lichaam). Hij doceert aan universiteiten in Frankrijk, België, de Verenigde Staten en Japan. Maar zijn boek wordt pas in 1965 gepubliceerd…
Deze vertraging, en het feit dat hij vanaf 1960 tot aan zijn pensioen de Universiteit van Montpellier nooit verliet, verklaren waarom hij zo veel moeite had om erkenning te krijgen. Toch is deze filosoof die in 1976 de Prix Renaudot won voor zijn tweede roman, L'Amour les yeux fermés, zonder twijfel een uitzonderlijk getalenteerd persoon. De eerste roman van Michel Henry, Le Jeune Officier, vertelt het verhaal van de strijd van een jonge officier tegen het kwaad, belichaamd door ratten op een schip.
La barbarie, gepubliceerd in 1987, brengt Michel Henry eindelijk de roem die hem tot dan toe was ontgaan. Het werk biedt een goed overzicht van zijn denken. Het keert terug naar de stelling die hij veertig jaar eerder verdedigde in zijn Filosofie en fenomenologie van het lichaam: ons leven speelt zich in de eerste plaats in onszelf af en wordt daar ervaren. Cultuur, die de zelfontplooiing van het leven is, wordt in onze maatschappij bedreigd door de barbarij, in de vorm van de monsterlijke objectiviteit van de techno-wetenschap, waarvan de ideologie elke vorm van subjectiviteit verwerpt. Zo wordt het leven (lees: ons leven) veroordeeld om zijn angsten te ontvluchten in de wereld van de media.
In een revolutionaire lezing van Maine de Biran (1766-1824) neemt Henry de stelling van deze vergeten filosoof over: het 'cogito’ van Descartes’ cogito erg sum (ik denk, dus ik ben) is verkeerd geïnterpreteerd. “Ik denk” betekent geenszins “ik reflecteer”, een reflectie die onvermijdelijk gepaard zou gaan met twijfel, maar “ik ervaar”. Dat wil zeggen: ik beleef in mijn zuivere innerlijkheid iets onbetwistbaars dat alleen ik kan ervaren. René Descartes slaagt er pas in 1644 in om dit duidelijk te stellen in zijn Principes, waar hij schrijft: “Met dit woord ‘denken’ bedoel ik alles wat in ons gebeurt op zo'n manier dat we het onmiddellijk voor onszelf waarnemen” (Artikel 9). Het warm hebben, pijn voelen, een emotie voelen, is “denken”.
Het leven is dus pure subjectiviteit, een onzichtbare dimensie die moeilijk te delen is. Maar onze beschaving heeft niets dan minachting voor innerlijkheid. Dat komt door diezelfde Descartes, en onder impuls van Galileo en de natuurwetenschappen waar hij de weg naar plaveide. Het enige dat voor hen nog telt is de materiële wereld, waarneembaar en meetbaar. En zo begint de heerschappij van de objectieve wetenschappen en de technologieën die daaruit voortkomen.
Michel Henry herhaalde altijd, enigszins provocerend, in zijn colleges dat je in een biologielaboratorium de minste kans had om “leven” tegen te komen. Wat stelt een student in staat om kennis te verwerven? Het is niet het lezen van wetenschappelijke boeken, het is de kennis van het lichaam die hem de bladzijden van zijn documenten doet omslaan, het is de kunst van het onthouden - een kunst die hij niet uit boeken heeft geleerd, enz. Omdat het ontsnapt aan de blik van de wetenschappen en niet kan worden gemathematiseerd, wordt deze lichamelijke kennis genegeerd of geminacht. Dit is de weg naar barbarij.
Wat barbaars is, is niet de wetenschap zelf, maar de ideologie van de wetenschap, de verwaarlozing van het leven als bron van alles wat de mens voortbrengt (inclusief wetenschap en technologie), de verwaarlozing van gevoel en gevoeligheid in fenomenologische zin. Je voelt alles eerst in jezelf, alles wat zich pas daarna aan de buitenkant manifesteert.
De denker gaat verder en stelt een “ziekte van het leven” vast. Maar waarom verloochent het leven zichzelf in die mate? Michel Henry stelt vast dat we er àlles aan doen om te ontsnappen aan een essentiële dimensie van het leven, 'pathos', het Griekse woord voor "lijden" of "verdragen". Leven is echter ervaren, dus betekent het ook verdragen, lijden. Moeilijk voor de filosoof om toe te geven dat het leven zich tegen zichzelf kon keren. Moeilijk, of zelfs barbaars?
Hoe kijkt het recht?
Twee gedachten. Michel Henry plaatst zich in de stroming van de fenomenologie. Het is de filosofie die uitgaat van de directe intuïtieve ervaring van de fenomenen en probeert hieruit de essentie van wat men ervaart af te leiden. Recht plaatst zich in een totaal andere traditie, die van de hermeneutiek, de vaardigheid van de interpretatie: hoe dienen we (wet)teksten te verklaren, te begrijpen of betekenis te geven.
Michel Henry is erg kritisch voor de achterliggende ideologie van de klassieke wetenschappen. E.M. Meyers, Nederlands rechtsgeleerde stelt in dit verband: “Recht onderscheidt zich van deze klassieke wetenschappen doordat het zich bezig houdt met wat de mens in zijn hoogste aspiraties het naastte staat, de gerechtigheid in haar onvolkomenheid doet ze daarmee het menselijk karakter duidelijk uitkomen”.


