Kinderen: erkenning? Aantal? Leeftijd?
- Wetswinkel Redactie
- 29 okt
- 4 minuten om te lezen

Luc Pauwels
Het onderscheid tussen wettige en onwettige kinderen is in België met de afstammingswet van 31 maart 1987 op juridisch vlak afgeschaft. Alle kinderen, zowel binnen als buiten een huwelijk geboren, hebben van toen af aan hetzelfde afstammingsstatuut en dezelfde rechten, met uitzondering van enkele beperkingen voor de overspelige kinderen en voor de bloedschennige kinderen van wie de afstamming slechts ten opzichte van één ouder mag worden vastgesteld.
Vóór de wet van 1987 moest voor de natuurlijke afstamming van de moeder worden overgaan tot een erkenning om de afstammingsband ten aanzien van haar kind vast te leggen. De afstamming in de moederlijke lijn wordt sinds 1987 gewoon bepaald door het feit van de bevalling, volgens het oude adagium mater semper certa est, de moeder is altijd zeker.
Hoeveel kinderen?
De tijd dat grote gezinnen veel voorkwamen is al enkele decennia voorbij. Vooral de moeders die nu 75 jaar of ouder zijn, hebben vaker vier of meer kinderen: ongeveer drie op de tien, en een op de tien is moeder van zes of meer kinderen. Tegenwoordig is het hebben van twee à drie kinderen het meest gangbaar. In een studie uitgevoerd door Dr. Bronwyn Harman van de Edith Cowan University in Perth, bleek dat ouders met vier (of meer!) kinderen de gelukkigste ouders zijn. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd, zo blijkt!
Op welke leeftijd?
Op de leeftijd van 24 heeft een vrouw de beste kans om zwanger te raken. Op de leeftijd van 35 is de kans op zwangerschap verminderd tot ongeveer 10% per cyclus. Maar dit cijfer varieert van persoon tot persoon, de vruchtbaarheid van een vrouw hangt ook af van haar gezondheidstoestand en psychische factoren. Over het algemeen zijn vrouwen het meest vruchtbaar vanaf de late tienerjaren tot ongeveer 30-jarige leeftijd. De vruchtbaarheid wordt daarna minder omdat niet alleen het aantal, maar ook de kwaliteit van de eicellen afneemt. Dit verloop kan variëren tussen vrouwen.
Zo heb je tussen je 25 en 30 jaar een kans van 14-19/10.000 en tussen je 41-45 jaar een kans van 200-615/10.000 op een kindje met trisomie 21. Op je 40e jaar is gemiddeld nog maar 1 op de 10 eicellen goed genoeg om daar nog zwanger mee te worden.
Kinderloos
Ongeveer 5 procent van alle koppels blijft onvrijwillig kinderloos. In de afgelopen jaren zijn vrouwen het krijgen van kinderen steeds meer gaan uitstellen. Het percentage vrouwen onder de 30 jaar dat niet zwanger wordt is 3 procent en boven de 30 jaar loopt dat op tot 8 procent. Het totale vruchtbaarheidscijfer (TVC) vertoont dan ook een neerwaartse trend. Het bedraagt in België 1,47 kinderen per vrouw volgens de voorlopige gegevens van 2023 (1,37 voor Belgische vrouwen en 1,91 voor niet-Belgische vrouwen).
Het risico op een miskraam is ongeveer 12% voor vrouwen met een leeftijd tussen 20-35 jaar en neemt hierna snel toe tot 65% voor vrouwen met een leeftijd van 45 jaar.
Miljoenen eicellen
Een ongeboren babymeisje dat in de baarmoeder van haar moeder groeit, bezit het ongelofelijke aantal van 5 tot 6 miljoen eicellen. Bij je geboorte is dit aantal al met tot 80% gedaald tot ongeveer 2 tot 3 miljoen. Tegen de tijd dat een vrouw voor het eerst haar maandstonden heeft, wordt heeft je er “nog maar” zo’n 300.000. Vervolgens verliest ze ongeveer 1000 eicellen per maand, om het even of ze nu de anticonceptiepil gebruikt, zwanger is of “niets doet”. Gemiddeld zijn de eicellen op rond het 52ste levensjaar van een vrouw.
De kwaliteit van eicellen neemt af
Daarnaast neemt de kwaliteit van de eicellen gedurende het leven van een vrouw. Omdat ze met eicellen wordt geboren, ondergaan ze veroudering gedurende heel haar leven. Hoe ouder ze wordt, hoe langer het duurt voordat ze zwanger raakt en hoe groter de kans op een miskraam wordt. En hoe hoger de kans dat het kindje te maken krijgt met bijvoorbeeld een chromosomale aandoening, zoals trisomie 18 of 21 (Syndroom van Down).
Zo heeft een moeder tussen 25 en 30 jaar een kans van 14-19/10.000 en tussen haar 41-45 jaar een kans van 200-615/10.000 op een kindje met trisomie 21. Op haar 40ste is gemiddeld nog maar 1 op de 10 eicellen goed genoeg om daar nog zwanger mee te worden.
Eicellen invriezen?
Omdat de vruchtbaarheid van vrouwen vermindert met de leeftijd laten ze soms eicellen invriezen voor gebruik in de toekomst. Zo verhogen ze de kans op een genetisch eigen kind in latere tijd. Een andere reden voor het invriezen van eicellen kan het vooruitzicht op een ingrijpende medische behandeling zijn. Sommige behandelingen (chemotherapie, bestraling) kunnen immers de eierstokken beschadigen en zo het verlies van eicellen versnellen.
In het algemeen wordt voor het invriezen van eicellen een leeftijdsgrens aangehouden van 38 jaar. Dit vanwege de afname van de kwaliteit van de eicellen met de loop der jaren. Ook de hoeveelheid eicellen is dan al flink afgenomen.
Recente, betrouwbare studies gaan uit van een kans op een levend geboren kind van 70% bij 10 opgeslagen eicellen en 90% bij 20 eicellen, wanneer deze in de ideale levensfase (dus voor de leeftijd van 30 jaar) weggenomen worden. Ter vergelijking: voor vrouwen van 38 jaar is er een kans op een levend geboren kind van 70% bij 20 opgeslagen eicellen. Ingevroren eicellen kunnen tot de leeftijd van 50 jaar worden bevrucht en teruggeplaatst. De vrouw dient dan wel in een goede lichamelijke en psychische conditie te zijn.
Hoe kijkt het recht?
De wet van 31 maart 1987 inzake afstamming betekende de afschaffing van de discriminatie tussen wettelijke en 'onwettige' kinderen. Het was onmiskenbaar een noodzakelijke en door iedereen gedragen wijziging.
Na 1987 volgden echter nog talrijke wijzigingen. In de voorafgaande vettig jaar gebeurde dat slechts sporadisch. Snelle veranderingen in het wettelijk kader toont voor de ene aan dat het recht dynamisch is en mee evolueert met de tijd. Voor de andere is het een illustratie dat de onderliggende waarden onvoldoende geijkt zijn en de samenleving en daarmee ook de wetgever, zoekende is.
Hoe dan ook, soms is het onduidelijk waar de wetgever naartoe wil en mist de regelgeving de nodige consistentie. Zo kan een man als niet-biologische vader, via de vereiste procedure, het minderjarig kind erkennen van zijn (nieuwe) echtgenote of partner. Op het moment dat het kind dat het kind meerderjarig is kan het dan weer deze erkenning opgedaan maken en de procedurekosten hiervan, inclusief de rechtsplegingsvergoeding terug schuiven naar de eerder, vaak welwillende, erkennende man.
“Al gaande wordt de weg gebaand” is geen goed motto voor een wetgever. Op 1 juli 2007 werd de Belgische afstammingswet nogmaals gewijzigd.


