En hoe gaan we verder?
- Wetswinkel Redactie
- 29 okt
- 4 minuten om te lezen

Luc Pauwels
Praktische probleem voor de beer, geschiedfilosofische vraag voor de mensheid. De beroemde Franse socioloog en politieke filosoof Raymond Aron (1905-1983) heeft er al vóór de Tweede Wereldoorlog een uitvoerig antwoord op gegeven met zijn Introduction à la philosophie de l’Histoire (1938).
Parijs-Berlijn-Londen
Raymond Aron (1905-1983), ooit een vriend van Sartre (1905-1980) aan de École normale supérieure in zijn geboortestad Parijs, behaalt er in 1928 zijn aggregaat in de filosofie. Hij is de nummer 1 van zijn jaar en krijgt een plaats aangeboden aan het Institut français Berlin. Daar, op de Kurfürstendamm, werkt hij aan zijn doctoraalscriptie, Inleiding tot de filosofie van de geschiedenis.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog is Aron, die van Joodse afkomst is, maar niet praktiserend, redacteur van het verzetsbladLa France Libre in Londen. Daarna geeft hij les aan de École nationale d'administration (ENA), Sciences Po, de École des Hautes Études, de Sorbonne en het Collège de France. Hij wordt columnist bij Le Figaro, daarna bij L'Express, en auteur van talrijke verhandelingen over sociologie en politieke filosofie zoals Paix et guerre entre les nations (1962). Henry Kissinger, minister van Buitenlandse Zaken van de VS, erkende dat hij door Arons werk was beïnvloed.
Geschiedfilosofie
Van alle werken van Raymond Aron is L'Introduction à la philosophie de l'Histoire het werk het meest verdient herlezen te worden. Het is de basis van vele van zijn latere boeken. Hij legt de hegeliaanse en marxistische ‘mechanismen van de geschiedenis’ naast zich neer.
Arons voorkeur gaat naar de Duitse sociologie, vooral die van Georg Simmel (1858-1918) en van Max Weber (1864-1920), die toen in Frankrijk werden genegeerd. Zo probeert hij de sociale analyse van historische momenten recht te doen, zonder enige verwijzing naar een idealistische geschiedenisdoctrine of éénheidsfilosofie.

Door in te gaan op zijn waarneming hoezeer de logica van het politieke denken het historische denken conditioneert, en vice versa, toont Aron aan dat alle historische actoren handelen volgens ‘n filosofie, wat die ook moge zijn. Zonder deze minimale filosofie, expliciet of niet, uitgewerkt of overgeërfd, zouden feiten en beslissingen door elkaar lopen in een onsamenhangende veelheid.
Wil je je tijdgenoten begrijpen, dan moet je aandacht hebben voor dit (veelal) onuitgesproken denken, zeer uitgebreid of zeer elementair, dat de commentatoren zo vaak vergeten aan het licht te brengen.
Motieven vermelden, graag
In feite heeft Aron zijn intellectuele leven besteed aan het ophelderen van wat vertegenwoordigers van regeringen en internationale instellingen drijft. Dit werk werpt licht op de waarom van historische conflicten, de motieven voor huidige misverstanden en mogelijke manieren om in de toekomst tot overeenstemming te komen: het ‘hoe gaan we verder?’
Natuurlijk was er geen gebrek aan kritiek op het werk van Aron, zowel op de inhoud als op de stijl. ‘IJzige helderheid’, ‘negatief denken’, ‘sceptisch relativisme’, ‘meedogenloze dialectiek’ - het waren allemaal uitdrukkingen die probeerden te vatten wat vaak werd gezien als een tekortkoming in het werk van Raymond Aron: een manier om van de historische feiten naar de verklaringen van de sociologie of de politieke filosofie te gaan, zonder respect voor de academische tradities, zeg maar voor de eigen cocon die elk van deze specialismen kenmerkt.
Om deze houding te begrijpen, is het nodig om haar in een context te plaatsen. Dan wordt duidelijk wat Aron probeerde te vermijden. Vele intellectuelen van zijn tijd – waaronder Merleau-Ponty, Éric Weil, Georges Bataille en Alexandre Koyré - waren elk op zoek naar een universeel gezichtspunt van waaruit de hele wereld begrepen kon worden. Zelfs Alexandre Kojève, een Franse filosoof van Russische afkomst, probeerde in 1939 zijn studenten aan de École Pratique des Hautes Études ervan te overtuigen dat de Sovjet-Unie de kiem zou zijn van een universele en homogene staat.
Nu, in de eenentwintigste eeuw
In de eenentwintigste eeuw ligt het nut van Arons werk en van zijn methode, juist in het gedisciplineerd uitdagen (en meestal verwerpen) van de aanspraak op universaliteit die ideologieën ons voorhouden. Alles wat ‘misloopt’ is de schuld van één enkele man, partij, wereldbeschouwing, filosofie enz., zo luidt de gangbare redenering. Om ’t even of het nu gaat over de internationale betrekkingen, om de vrede of om de vervuiling van natuurlijke omgevingen.
De onvoorspelbaarheid van de evoluties en de rampen geeft Aron gelijk. Het werk van Raymond Aron, dat ver teruggaat, biedt geen ‘oplossingen’. Maar degenen die het bestudeerd hebben, zullen een paar lessen hebben geleerd, die uiterst nuttig zijn: voor geen enkele gebeurtenis is er één reden, maar steeds meerdere – of zelfs vele. Ze zullen in het bijzonder geleerd hebben dat het individuele en collectieve bestaan onrustig en turbulent zijn omdat de Geschiedenis in haar essentie dramatisch is en onmogelijk onder controle te krijgen. Zelfs niet filosofisch.
Hoe kijkt het recht?
Nagenoeg elke tak van de wetenschap heeft zo zijn eigen filosofie. Zo is er niet enkel een
filosofie van de geschiedenis, maar ook die van het recht. Rechtsfilosofie verdiept zich onder meer in de betekenis van 'gelijkheid voor de wet'.
Eigen aan wetten is dat ze specifiek zijn. Ze behandelen ons als samenwoner of gehuwde, als eigenaar of huurder, als voetganger of bestuurder. De wet maakt onderscheid en bepaalt in welk opzicht zij mensen als gelijken behandelt. In functie van deze categorieën zijn gelijkheid en ongelijkheid dan vaak elkaar spiegelbeeld. De wet is het domein van de relevante verschillen. Verschillen die in elke wet weer anders zijn omschreven...


