Wat doet het OCMW en wat niet?
- Wetswinkel Redactie
- 29 okt
- 4 minuten om te lezen

Luc Pauwels
In elke gemeente of stad verzekert een Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW) een brede waaier maatschappelijke en sociale diensten. Het zorgt in principe voor het welzijn van iedere burger. Juridisch heeft het OCMW immers tot doel “elke persoon in de mogelijkheid te stellen een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid” (art.1 van de OCMW-wet).
Nog te veel mensen in België hebben onvoldoende bestaansmiddelen of zelfs geen vaste woonplaats. Al deze mensen kunnen sociale bijstand krijgen van het OCMW. Iedereen die op legale wijze in België verblijft, heeft daar recht op.
Om sociale bijstand te kunnen ontvangen gelden bepaalde voorwaarden. Voor het ondersteuning toekent, doet het OCMW daarom telkens een onderzoek naar de bestaansmiddelen van de aanvrager. In functie van de persoonlijke of familiale toestand van de persoon gaat het OCMW na welke hulp het meest geschikt is en biedt hem of haar dan de gepaste middelen om aan die behoefte te voldoen.
Minimuminkomen
De sociale bijstand van het OCMW heeft als eerste doel een minimuminkomen te garanderen, maar het mag niet systematisch bankrekeningen controleren of rekeninguittreksels opvragen. Uitzonderlijk kan dit wel wanneer er bijvoorbeeld een vermoeden van fraude is of wanneer het onmogelijk is om het inkomen van de aanvrager op een andere manier te controleren.
Naast financiële hulp biedt het OCMW naarmate de noodzaak ook huisvesting, medische hulp, thuiszorg, werkverschaffing, schuldbemiddeling, psychosociale hulp, rechtsbijstand, ondersteuning bij het uitoefenen van rechten, opname in instellingen, opvang in dienstencentra, crisisopvang en nog veel meer.
Het OCMW is vooral bekend om zijn zorg voor armen en ouderen en de woonzorgcentra die het daartoe beheert. Binnen de Franstalige Gemeenschap heet het OCMW Centre Public d'Action Sociale (CPAS) en binnen de Duitstalige Gemeenschap Öffentliches Sozialhilfezentrum (ÖSHZ).
Hoe is het ontstaan?
Al tijdens het Oostenrijkse bestuur van de Zuidelijke Nederlanden (1715-1795) werd in onze steden de grondslag gelegd voor een openbare armenzorg. Tijdens de Franse bezetting (1794-1815) werden alle publieke en private instellingen samengevoegd tot één publieke organisatie. De zorg voor de armen werd toevertrouwd aan een 'Bureau van Weldadigheid'. Tijdens de hereniging met Nederland (1815-1830) wordt deze openbare armenzorg verder uitgebouwd.
Het onafhankelijke België (1830) heeft er aanvankelijk geen oren naar. Pas in november 1891 krijgen we een Wet op de Openbare Onderstand. Naast private, vaak kerkelijke armenzorginitiatieven blijven de publieke Bureaus van Weldadigheid en de Burgerlijke Godshuizen (rusthuizen) bestaan.
Het drama van de Eerste Wereldoorlog
Na de Eerste Wereldoorlog wordt de hulpverlening aan de armen een dwingende noodzaak. We moeten opboksen tegen hoge werkloosheid, grote armoede en zelfs hongersnood. Tegelijk moet een groot deel van België heropgebouwd worden. Onder druk van een groeiend sociaal besef komt er vrij snel een eerste sociale wetgeving tot stand. Maar die volstaat niet om de aanhoudende armoede te doen verdwijnen.
Ook het nochtans indrukwekkende privéinitiatief kan onze levensstandaard niet redden. Daarom komt er in 1925 een Wet op de Commissie voor Openbare Onderstand (COO). Die COO's worden in elke gemeente opgericht. Ze zijn samengesteld uit burgers die worden voorgedragen en verkozen door de gemeenteraadsleden. Ze functioneren tot 1976 en worden dan vervangen door de huidige OCMW’s.

Kenmerken van het OCMW
Het OCMW is een lokale, openbare eerstelijns welzijnsvoorziening. Lokaal, want in elke gemeente is er een OCMW, met eigen rechtspersoonlijkheid en een zelfstandig bestuur. Dat bestuur bestaat uit gemeentepolitici, als afgevaardigden van de lokale bevolking. Het OCMW staat open voor iedereen, ongeacht afkomst of overtuiging.
Met “eerstelijns” is bedoeld dat iedere inwoner van de gemeente bij rechtstreeks bij zijn lokaal OCMW kan aankloppen. Er is geen doorverwijzing nodig.
Structuur van het OCMW
Elk OCMW wordt bestuurd door een lokale Raad voor Maatschappelijk Welzijn. Die bestaat uit negen tot vijftien leden naargelang de grootte van de gemeente of stad. Deze leden worden na iedere gemeenteraadsverkiezing meteen door de gemeenteraad gekozen. In een aantal faciliteitengemeenten worden de OCMW-raadsleden rechtstreeks door de burgers gekozen.
Om lid te kunnen zijn van de OCMW-raad moet de kandidaat minstens 18 jaar zijn, Belg of burger van een andere EU-staat, en zijn hoofdverblijf in de gemeente hebben. OCMW-raadsleden mogen geen ambt of functie bekleden dat onverenigbaar is met hun mandaat.
De Raad voor Maatschappelijk Welzijn is een collegiaal orgaan en neemt beslissingen in vergadering, een of meerdere keren per maand. De voorzitter wordt voorgedragen door en uit de leden van de Raad. Hij ontvangt hetzelfde salaris als een schepen van zijn gemeente. Volgens het Vlaamse Gemeentedecreet is de voorzitter sinds 2012 ook lid van het College van burgemeester en schepenen.
Hoe kijkt het recht?
In het recht bestaat er een scherp onderscheid tussen sociale zekerheid en sociale bijstand. Sociale zekerheid is gebaseerd op sociale bijdragen die werkgevers en werknemers betalen en heeft veel kenmerken van een verzekering. Uitkeringen voor werkloosheid, ziekte, arbeidsongevallen, beroepsziekte, vakantiegeld, pensioenen en gezondheidszorgen, zijn allemaal takken van onze sociale zekerheid.
Sociale bijstand is een aanvullend recht. In het recht betekent dit dat je eerst al je rechten in de
sociale zekerheid en elders moet uitputten, vooraleer bijstand mogelijk is. Bovendien gaat het
altijd alle bronnen van eigen inkomsten onderzoeken.
Het OCMW speelt een cruciale rol in het verlenen van sociale bijstand. Zij staan in voor het
leefloon en zijn aanvraagloket voor gewaarborgd inkomen voor bejaarden en
tegemoetkomingen voor gehandicapten.


